Uitbreiding van de Europese Unie

De Europese Unie (EU), waarvoor de zes landen de basis hebben gelegd door de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap, heeft een aantal opeenvolgende verbredings- en verdiepingsprocessen doorgemaakt en is omgevormd tot een transnationale structuur die gemeenschappelijk beleid op veel gebieden implementeert. In dit proces is de EU een veel sterkere Unie geworden in termen van politiek, economisch en geopolitiek opzicht door nieuwe lidstaten op te nemen, die elk een ander karakter hebben, en zo haar effectiviteit in het internationale systeem te vergroten.

Historisch gezien wordt het uitbreidingsbeleid vaak genoemd als het belangrijkste en meest succesvolle instrument voor buitenlands beleid in de EU-literatuur, zowel wat betreft het verspreiden van de transformerende kracht van de EU naar haar omgeving als het spelen van een belangrijke rol bij de interne transformatie van de EU .

Het uitbreidingsbeleid van de EU heeft, parallel aan het verdiepingsproces van de Unie, zijn huidige vorm aangenomen door bij elke nieuwe uitbreidingsgolf een nieuwe vorm te krijgen. Met name de laatste uitbreiding van de Midden- en Oost-Europese landen werd een leidende stap voor het uitbreidingsbeleid om zijn huidige positie te bereiken en de institutionalisering van het ‘conditionaliteitsbeginsel’. Toetredingsvoorwaarden kunnen in het kort worden gedefinieerd als de som van de verplichtingen die de landen die een aanvraag indienen om lid te worden van de EU moeten aangaan vóór hun toetreding.

De criteria die op de Europese Top van Kopenhagen in 1993 zijn vastgesteld, de zogenaamde 'Copenhagen Criteria', dienen als basisgids voor de landen die lid willen worden van de Unie. De EU neemt het besluit om onderhandelingen te starten met kandidaat-lidstaten alleen als ze voldoen aan de vereisten, ook wel de 'politieke' criteria van Kopenhagen genoemd; waaronder democratie, de rechtsstaat, mensenrechten en het bestaan van instellingen die de rechten van minderheden garanderen.

Anderzijds werd op de Top van Madrid van 15-16 december 1995 gesteld dat de kandidaat-lidstaten van de Unie niet alleen verantwoordelijk zijn voor de omzetting van het EU-acquis in hun interne recht, maar ook voor de vaststelling van de administratieve en juridische structuren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de wetgeving die zij hebben geharmoniseerd, en dit werd gepresenteerd als een nieuwe voorwaarde voor toetreding. Deze voorwaarde, de bestuurlijke capaciteitscriteria genoemd, wordt ook wel de Madrid-criteria genoemd.

Naast de criteria van Kopenhagen en de criteria van Madrid werd in Agenda 2000 het aangaan van goedebetrekkingen als voorwaarde voor toetreding gepresenteerd. Dienovereenkomstig moeten alle kandidaat-lidstaten grensgeschillen tussen henzelf en met derde landen oplossen voordat zij tot de Unie toetreden en, indien nodig, een verzoek indienen bij het Internationaal Gerechtshof.

Bovendien is de Europese Commissie, met de start van de onderhandelingen tussen Kroatië en Turkije begonnen met het invoeren van 'technische criteria' voor het openen en sluiten van de onderhandelingsrubrieken die bekend staan als 'hoofdstukken', die elk de verschillende beleidsterreinen van de EU vertegenwoordigen . De procedures voor het overdragen van de openings- en sluitingsbenchmarks aan de kandidaat-lidstaten en het beoordelen of hieraan is voldaan, waren ook een belangrijke stap om het toetredingsproces zijn huidige vorm te geven.

In het onderhandelingsproces van de landen van de Westelijke Balkan, dat momenteel gaande is, heeft de Europese Commissie een nieuwe benadering ontwikkeld voor hoofdstuk 23 - Rechtspraak en grondrechten en hoofdstuk 24 Justitie, vrijheid en veiligheid. In het kader van de "nieuwe aanpak" is overeengekomen dat de hoofdstukken 23 en 24 zo vroeg mogelijk moeten worden behandeld en gedurende het hele onderhandelingsproces open moeten blijven om de kandidaat-lidstaat de nodige tijd te geven om het noodzakelijke hervormingsprogramma op te stellen ; als de voortgang in deze hoofdstukken achterblijft bij de voortgang in het algemene onderhandelingsproces, kan dit gevolgen hebben voor het openen en sluiten van de andere hoofdstukken.

De EU heeft de kandidaat-lidstaten niet alleen voorzien van de voorwaarden die zij verwacht te vervullen vóór het lidmaatschap, maar is systematisch begeleid en geëvalueerd bij het werk dat de kandidaat-lidstaten sinds de vijfde uitbreiding moeten doen om aan de lidmaatschapsvoorwaarden te voldoen, wat hieronder zal worden toegelicht, via verschillende vergaderingen, documenten en controlemechanismen.

Tot slot heeft de Europese Commissie op 5 februari 2020 een mededeling gepresenteerd over "Versterking van het toetredingsproces - Een geloofwaardig EU-perspectief voor de Westelijke Balkan" en heeft zij belangrijke methodologische wijzigingen aangebracht in het uitbreidingsbeleid. Deze methodologische veranderingen zijn voornamelijk voor het toetredingsproces van Noord-Macedonië en Albanië, maar als ze willen, kunnen Servië en Montenegro ook deel uitmaken van deze nieuwe methode. De voorstellen van de Commissie worden door de lidstaten aangenomen op 25 maart 2020, de Raad Algemene Zaken van de EU. Bovendien heeft Montenegro op 15 mei 2020 aangekondigd dat het heeft geaccepteerd om deel uit te maken van de nieuwe methode.

Geschiedenis van de uitbreiding

Het uitbreidingsproces kan in principe in 6 perioden worden verdeeld.

Eerste uitbreiding (Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken – 1973)

Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken vroegen in 1961 lidmaatschap aan bij de EU. Terwijl andere landen, behalve Frankrijk, de toetreding van Groot-Brittannië positief benaderden, verzette de Franse president Charles De Gaulle zich tegen dit lidmaatschap op grond van het feit dat Groot-Brittannië heel anders dan het vasteland van Europa, te kampen had met economische moeilijkheden, afhankelijk was van de Verenigde Staten in militaire en diplomatieke termen, en zou daarmee de ontwikkeling van de Unie in de weg staan. Groot-Brittannië deed in 1967 opnieuw een aanvraag en werd om dezelfde redenen niet opnieuw aanvaard. Het uitbreidingsproces voor deze landen begon na het aftreden van De Gaulle uit het Franse voorzitterschap in 1969 en eindigde op 1 januari 1973 met de toetreding tot de EU.

De tweede uitbreiding (Griekenland – 1981)

De betrekkingen met Griekenland, dat in 1961 de associatieovereenkomst met de EU ondertekende, werden opgeschort toen de militaire junta in 1967 de macht greep. Griekenland werd een democratische regering nadat de militaire junta het bestuur in 1974 aan de burgers had overgelaten en bij de EU een aanvraag voor volledig lidmaatschap had ingediend in 1975. In de EU werd de aanvraag beantwoord met de bezorgdheid dat Griekenland niet klaar was om zowel politiek als economisch lid te worden en geen gemeenschappelijke waarden deelde met andere lidstaten. Na een onderhandelingsproces van zes jaar begonnen de lidstaten te argumenteren dat in plaats van Griekenland uit te sluiten, zijn democratisering en economische ontwikkeling effectiever binnen de Unie konden worden bereikt, en Griekenland werd op 1 januari 1981 lid van de EU.

Derde uitbreiding (Spanje, Portugal – 1986)

De derde uitbreiding, ook wel bekend als de Iberische uitbreiding, vond plaats toen Spanje en Portugal op 1 januari 1986 toetraden tot de EU. Toen deze twee landen het lidmaatschap aanvroegen, was er veel discussie over de vraag of ze zouden worden toegelaten tot het lidmaatschap vanwege de verschillen in politieke en economische ontwikkeling tussen hen en de Unie. De zorg dat Spanje en Portugal economische lasten voor de lidstaten zouden kunnen betekenen, zowel op het gebied van landbouw als op het gebied van vrij verkeer van werknemers, staat al lang op de agenda van de EU; het geopolitieke belang van het Middellandse Zeegebied voor de EU en het succes van het destijds gevoerde uitbreidingsbeleid hebben echter bijgedragen tot het overwinnen van al deze discussies.

Vierde uitbreiding (Oostenrijk, Finland, Zweden – 1995)

De vierde uitbreiding van de EU hangt nauw samen met de Koude Oorlog en de ontwikkelingen vonden daarna plaats. Oostenrijk, Finland en Zweden, die tijdens de oorlog neutraliteit nastreefden, besloten zich bij de EU aan te sluiten toen de Koude Oorlog voorbij was. Dit uitbreidingsproces verliep soepel, aangezien deze landen cultureel gezien deel uitmaakten van Europa en vóór de kandidatuur nauwe economische banden hadden met de Europese Gemeenschap. Op 1 januari 1995 werden Oostenrijk, Finland en Zweden lid van de EU.

De vijfde uitbreiding (Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Letland, Litouwen, Estland, Malta, Grieks-Cypriotische regering van Zuid-Cyprus – 2004) (Roemenië, Bulgarije – 2007)

Het einde van de Koude Oorlog was een echt keerpunt voor het Europese continent. Het einde van de halve eeuw verdeeldheid werd in heel Europa met enthousiasme gevierd, en de Midden- en Oost-Europese landen, die buiten de Europese integratie vallen zonder aan hun wil gebonden te zijn, en Malta en de Grieks-Cypriotische regering van Zuid-Cyprus, begonnen voor EU-lidmaatschap. Het vijfde uitbreidingsproces, dat zowel qua kwaliteit als kwantiteit van de kandidaat-lidstaten en de door de Europese integratie bereikte diepgang sterk verschilt van de vorige uitbreidingen, is zowel voor de kandidaat-lidstaten als voor de EU behoorlijk pijnlijk geweest.

Landen die lidmaatschap van dit uitbreidingsproces hebben aangevraagd, herschikken bijna elk gebied van het sociale leven in het kader van de bovengenoemde criteria van Kopenhagen voor lidmaatschap. De EU heeft het uitbreidingsproces veel uitgebreider uitgevoerd dan andere uitbreidingen met haar eigen sturende en toezichthoudende mechanismen.

De EU-Raad zette vervolgens het uitbreidingsproces in gang tijdens de Top van Luxemburg in december 1997. Voor het eerst in dit proces kregen de volgende twaalf landen de status van kandidaat-lidstaat: Bulgarije, Grieks-Cypriotische regering van Zuid-Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland , Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.

Op 31 maart 1998 zijn op aanbeveling van de Europese Commissie onderhandelingen begonnen met zes landen, namelijk de Grieks-Cypriotische regering van Zuid-Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Polen en Slovenië.

Malta heeft de aanvraag voor lidmaatschap, die het in 1996 had bevroren, in oktober 1998 opnieuw ingediend. In december 1999 bevestigde de EU-Raad de alomvattendheid van het toetredingsproces op de Top van Helsinki en besloot op aanbeveling van de Europese Commissie om meer formele toetredingsonderhandelingen met zes kandidaat-lidstaten: Bulgarije, Letland, Litouwen, Malta, Roemenië en Slowakije. De toetredingsonderhandelingen met deze zes landen zijn officieel van start gegaan op 15 februari 2000. De EU-Raad in Helsinki heeft Turkije als kandidaat voor toetreding tot de Unie bevestigd op basis van dezelfde criteria als de andere kandidaat-lidstaten die hebben bevestigd.

Op 1 mei 2004 werd de meest uitgebreide uitbreiding van de geschiedenis van de EU voltooid met de officiële toetreding van 10 nieuwe lidstaten (Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije, Slovenië, Litouwen, Letland, Estland, Malta en het Grieks-Cypriotische bestuur van Zuid-Cyprus. ) naar de EU.

Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 lid geworden.

De zesde uitbreiding (Kroatië – 2013)

Kroatië heeft zich kandidaat gesteld in 2003 en is, net als Turkije, op 3 oktober 2005 begonnen met de toetredingsonderhandelingen. Kroatië heeft het Toetredingsverdrag op 9 december 2011 ondertekend, nadat Slovenië de verschillende hoofdstukken heeft gedeblokkeerd. Samen met Kroatië dat lid werd in 2013, is de EU een 28-lid Unie geworden. Echter, na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU op 31 januari 2020, heeft de Unie vandaag 27 lidstaten.

Kandidaat- en potentiële kandidaat-landen

In de huidige situatie zijn er vier andere landen dan Turkije die kandidaat zijn voor het EU-lidmaatschap: Noord-Macedonië, Montenegro, Servië en Albanië. De EU zet haar toetredingsonderhandelingen met Turkije, Montenegro en Servië voort. Bovendien heeft de EU-Raad Algemene Zaken van 25 maart 2020 besloten toetredingsonderhandelingen te openen met Albanië en Noord-Macedonië. Vanwege de COVID-19-pandemie is het echter nog niet duidelijk wanneer de toetredingsonderhandelingen van Albanië en Noord-Macedonië zullen beginnen.

Bosnië en Herzegovina en Kosovo zijn potentiële kandidaat-lidstaten.

IJsland, dat op 17 juni 2010 toetredingsonderhandelingen met de EU is begonnen en 27 van de 35 onderhandelingshoofdstukken heeft geopend en 11 hoofdstukken tijdelijk heeft gesloten, heeft op 12 maart 2015 zijn kandidatuur voor de EU ingetrokken. De zaak IJsland is de eerste in de geschiedenis van de uitbreiding in voorwaarden voor het intrekken van de aanvraag voor lidmaatschap na een lange weg in het onderhandelingsproces..

Huidige situatie in het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie


Kandidaad landen

Aanvraag datum voor EU lidmaatschap

Datum van kandidaadschap

Startdatum van onderhandelingen

Turkije

14 April 1987

10-11 December 1999

3 Oktober 2005

Noord Macedonie

22 Maart 2004

15-16 December 2005

Council Decision: 25 March 2020

Montenegro

15 December 2008

17 December 2010

29 Juni 2012

Servië

22 December 2009

1 Maart 2012

17 December 2013

Albanië

24 April 2009

27 Juni 2014

Council Decision: 25 Maart 2020

eu uitbreidingsproces